Willem-Sophia

Willem Sophia 1902 - 1970

Kaart concessie Willem-Sophia

Productiegegevens : 22.678.000 ton

"Schlägel & Eisen" boven de ingang van de Willem-Sophia (Foto: Ron Slangen)

ange tijd heeft men -tengevolge van de geologische storing "Feldbiss"- gemeend dat zich buiten de bestaande mijnvelden van Domaniale en Neu-Prick in Nederland geen steenkolenlagen op ontginbare diepte bevonden. Op 9 december 1856 werd de concessie Willem aangevraagd door de "Bergwerkvereeniging voor Nederland". Met gunstig resultaat werden in december 1857 acht verkenningsboringen uitgevoerd. Men vond steenkoollagen op Duits gebied.

Door de vereniging Reyniers-Bemelmans en Cie. werd toen met verkenningsboringen begonnen in de buurt van de Ham en nabij de weg tussen Kerkrade en Heerlen.

De concessie Willem was 4450 ha. groot, gelegen in de gemeenten Simpelveld, Bocholtz, Eygelshoven, Kerkrade, Nieuwenhagen, Schaesberg, Heerlen en Voerendaal.

In 1858 werd door de firma Reyniers-Bemelmans eveneens een concessie aangevraagd, voor ongeveer hetzelfde terrein als de Bergwerkvereeniging. Later werd tussen beide verenigingen een overeenkomst gesloten: de Bergwerkvereeniging kreeg de concessie en wel op 28 januari 1860.

En in 1861 volgde er de concessie Sophia.

 

(Rechts) De locatie van schachten van de Willem-Sophia

Willem-Sophia eierkolen "W" & "S"

Ook de mijn Willem-Sophia produceerde eierkolen. Kenmerkend waren de letters "W & S" op de kooltjes. Hierdoor kregen de in Limburg geproduceerde eierkolen, ieder hun eigen identiteit.

"W & S" voor de mijn Willem-Sophia, "L & V" voor de mijnen Laura en Julia (Laura en Vereeniging), "T" (Terwinselen) voor de staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen en "O & N" voor de eierkolen van de Oranje-Nassau mijnen.

Emaille bord met reclame eierkolen

In 1899 begon deze Maatschappij met het afdiepen van de schachten; de kolenproductie begon in 1902. In 1923 werd het al in 1898 aangevraagde concessieterrein Prins Hendrik, groot 65 ha, dat voor afzonderlijke exploitatie niet in aanmerking kwam, ten name gesteld van de S.A. des Charbonnages néerlandais Willem et Sophia.

Dit terrein, gelegen in de gemeenten Heerlen, Simpelveld en Bocholtz, werd toen aan de concessie Sophia toegevoegd. Hierdoor werd een verbinding van deze concessie met de concessie Willem tot stand gebracht. Daardoor werd het mogelijk het mijnveld Sophia vanuit de mijn Willem te exploreren.

 

< FILM: De Willem-Sophia in1926

De schachten

De mijn Willem-Sophia had zes schachten:

  1. Schacht Ham I (Voormalige Hammijn, zie "De Voorgangers")
  2. Schacht Willem I, maaiveld circa + 157,40 m A.P.
  3. Schacht Willem II, maaiveld circa + 157,40 m A.P.
  4. Sophia-schacht, maaiveld circa + 176,50 m A.P.
  5. Melanie-schacht, maaiveld circa + 152,75 m A.P.
  6. Schacht Ham II, maaiveld circa + 128,50 m A.P.; de bodem van deze schacht was op + 54,70 m A.P.

 

In 1876 werd door de Bergwerkvereeniging voor Nederland N.V. begonnen met het afdiepen van de schacht Ham I. De vaste steenkoolrots werd er al op een diepte van circa 13 meter aangetroffen. Maar door grote wateroverlast moest in 1881 hier gestopt worden. In 1885 werd de schacht in de Ham boven de begane grond 3 m. in metselwerk opgetrokken. Het schachtgebouw werd gedeeltelijk ingericht voor werkplaatsen. In 1884 werden de twee mislukte schachten te Spekholzerheide wegens gevaar voor de publieke veiligheid tot aan de begane grond gevuld.

Limburger Koerier 30-09-1925

Schachtdieptes van de mijn Willem-Sophia

Verdiepingen

De Willem-Sophia mijn had 10 verdiepingen:

  1. 100 m. verd. + 53,27 m. A.P. (scht. Melanie)
  2. 105 m. verd. + 52,50 m. A.P. (scht. II)
  3. 150 m. verd. + 27,47 m. A.P. (scht. Sophia)
  4. 180 m. verd. + 0,06 m. A.P. (scht. Sophia)
  5. 180 m. verd. -22,75 m. A.P. (scht. I + II)
  6. 217 m. verd. -51,54 m. A.P. (scht. Sophia)
  7. 217 m. verd. -56,88 m. A.P. (scht. Melanie)
  8. 240 m. verd. -82,73 m. A.P. (scht. I + II)
  9. 296 m. verd. -131,70 m. A.P. (scht. Sophia)
  10. 296 m. verd. -138,75 n. A.P. (scht. I + II)
  11. 395 m. verd. -237,75 m. A.P. (scht. I + II)
  12. 485 m. verd. -327,75 m. A.P. (scht. I + II)
  13. 590 m. verd. -432,75 m. A.P. (scht. I + II)

Bevriesmethode

Deze uitvinding van Pötsch dient er voor om wateroverlast tijdens het boren van een mijnschacht tegen te gaan. Bij deze methode wordt er om het geboorde schachtdeel heen, een metalen mantel de grond in gedreven tot aan de rand van de deklaag. Binnen deze mantel circuleert een koelvloeistof die het water dat naar de schacht stroomt direct bevriest. De wateroverlast beperkt zich tot de deklaag van het terrein. Daaronder is de bevriesmethode dan ook niet meer nodig.

Over de gehele diepte van de schacht wordt overigens tijdens het boren, de uitgeboorde schacht volledig gevuld met dikspoeling (mengsel van water en klei). Hiermee wordt tegendruk gegeven aan de druk van de deklaag. Pas wanneer de definitieve diepte van de schacht bereikt is, wordt de binnenbekleding aangebracht.

 

De sluiting volgde in april 1970. De oppervlakte van de concessie bij de sluiting was 1600 ha.

Een van de oudste foto's van de mijn Willem-Sophia, de bouw van schacht Willem I ca. 1899 (Foto: Collectie Ron Slangen)

Schacht Willem I en Willem II

Op 12 oktober 1898 werd de "Société Anonyme des Charbonnages néerlandais Willem et Sophia" eigenares van de concessies Willem en Sophia en diende een ontwerp in, tot het maken van 2 schachten, elk 3,50 meter in doorsnede, op een afstand van 35 meter hart-op-hart. Met de aanleg van schacht I en de luchtschacht II was men in maart 1899 begonnen. Schacht I werd afgediept tot 71,65 meter. Hier was 20 maanden aan gewerkt à 3,58 meter per maand. Luchtschacht II werd afgediept tot 62,40 meter. Hier was 18,5 maanden aan gewerkt à 3,37 meter per maand.

Door het overvloedige water en voornamelijk drijfzand, werd de schachtwand vooraf verhard, door middel van de zogenaamde bevriesmethode. In 1901 bracht deze nieuwe eigenaresse de eerste steenkolen naar boven en in 1902 kwam de kolenproductie definitief tot stand. Op de foto hiernaast: Links luchtschacht II. Deze schachtbok was in het begin uit hout gebouwd. Rechts de ophaalschacht I. Links tegenover luchtschacht II werd via een houten brug van de overzijde van de Industriestraat, het mijnsteen gestort.

Later transporteerde men de mijnstenen en het slak van het ketelhuis, via een ijzeren brug, die over het spoor en de Parallelweg was gebouwd.

Schacht Willem I (rechts) en Willem II (links) (Foto: Collectie Ron Slangen)

De ophaalmachine van schacht I werd gevoed met stoom uit het ketelhuis. Het mijnterrein was overigens één grote modderpoel, bestrating was er nog niet, die is pas later gekomen. De steenkolen werden in België gewassen, pas rond 1914 kwam er een eigen kolenwasserij. Het personenvervoer in de hoofdschacht geschiedde in kooien, waarin men slechts gehurkt kon plaatsnemen. (Zie ook de film uit 1926)

Schacht Willem I (links) en Willem II (rechts) (Foto: Collectie Ron Slangen)

Schacht Willem I (rechts) en Willem II (links) (Foto: Collectie Ron Slangen)

Op de rechter foto hierboven, bij schacht Willem II (Linker schacht), kan men nog aan de linkerkant van de schachtbok, de achtergebleven, schuine voet met het punt van de oude hoogte, van de oude schacht zien. In 1943 heeft men namelijk de schachtbok gemoderniseerd. Hierbij was de schachtbok verhoogd en 180 graden gedraaid. Met deze vernieuwing moest, tegelijk met deze tegenovergestelde richting, een nieuwe ophaalmachinekamer worden gebouwd.

De in 1913 gebouwde, stoom aangedreven ophaalmachine van schacht Willem I ca. 1945 (Foto: DSM)

Dezelfde machine die in 1967 omgebouwd is tot een elektrisch aangedreven ophaalmachine (Foto: DSM)

Mijnongeluk 18 augustus 1955, 20.30 uur

Gedurendeenkele dagen heerste er in de Limburgse mijnstreek grote spanning,nadat bekend was geworden dat ten gevolge van een instorting,in een gang op 217 meter diepte, 3 mijnwerkers geïsoleerdzaten. Het reddingswerk werd direct met kracht aangepakt. Meteen speciale boormachine boorde men een 37 meter lange tunnelvan de onderliggende gang naar de gang waar de 3 mijnwerkers zatenopgesloten. Na vele uren hard werken, lukte het om de mijnwerkerste bevrijden. Willem Hubert Bertram, Piet Schoormans en PeterHubert Bertram waren gered. Gezond en wel, maar zeer vermoeidzagen ze het daglicht weer. Dankbaar namen de mannen afscheidvan de Duitse boormeester, die zo'n belangrijk aandeel had inhun redding. De hele mijnstreek leefde mee met deze geslaagderedding en verwelkomde de mannen met vreugde.

De ophaalmachine van schacht Willem I ca. 1950

Ophaalmachinist Johan Geurtz (foto linksboven)

Geboren op 31 Juli 1907 te Kerkrade en wonende op de Apostelstraat 19 te Spekholzerheide, was in 1921 in het bovengronds bedrijf van de mijn Willem-Sophia in dienst getreden als bouwvakker. Later, na een omscholing tot ophaalmachinist werd hij bevorderd tot ophaalmachinist van schacht I (zie foto linksboven)

Met zijn linkerhand bediende hij een hendel en met zijn voet bediende hij een pedaal. Hierdoor werd de grote stoommachine met zijn zware zuigerstangen in beweging gebracht. De zuigerstangen bewogen op hun beurt de grote, zware trommel (Koepe-schijf) waarover de staalkabel liep, die aan de ondergrondse liftkooien in de schacht was bevestigd.Zo konden de liftkooien omhoog en omlaag worden getrokken.

Het kolenvervoer geschiedde met een snelheid van 12 meter per seconde terwijl het personenvervoer met 5 meter per seconde gebeurde. Tijdens dit personenvervoer moest uit veiligheidsoverwegingen altijd een tweede persoon aanwezig zijn.

Ophaalmachinist Johan Geurtz ging in 1967 met pensioen.

 

 

 

Bron: Manuscript van Frans Pilipiec, Herinneringen aan de mijn Willem-Sophia

SchachtHam II (Luchtschacht)

In maart 1940 werd in de "Ham", in de concessie "Willem",de luchtschacht Ham II, voor de luchttoevoer naar de 105-meterverdieping afgediept. Deze schacht had een doorsnede van 4,80meter, met een diepte van 73 meter.

De schacht was bedoeld voor de luchtintrek via opbraak 133 naar de 105-meter verdieping. Wegens het omleggen van de luchtstroming in de mijn, werd deze schacht in 1964 vanuit de 105-meter verdieping met een nieuwe ventilatie-opbraak verbonden en als lucht-uittrekgebruikt. De schacht werd gesloten en gesloopt in 1970.

Op de foto rechts ziet men de luchtschacht in gebruik. Op de achtergrond ziet men de dijk van de "Miljoenenlijn",waar kort bij de helling van de dijk, in 1870 de schacht Ham I werd afgediept.

(Lucht)schacht Ham II rond 1949

Aanleg van de Sophia-Schacht

Schacht Sophia

Met de aanleg van deze schacht werd in 1949 begonnen. Ze was gelegen in het Langveld onder de gemeente Simpelveld.Het Carboon ligt er op een diepte van 118 m. onder het maaiveld. De schacht werd afgediept volgens de bevriesmethode;de schachtwand bestond uit een 1,5 steen-dik-metselwerk, waarachter aansluitend aan de bevroren schachtwand 30cm dik beton werd gestort. De binnenwand werd 3-steendik gemetseld, waarna er een bitumenlaag werd aangebracht.In het begin bestond er nog geen verbinding tussen het Sophia-veld en de mijn Willem, zodat de ventilatie in de Sophiaschacht met luchtkokers geschiedde. In 1962 werden op de 217-meter verdieping laadplaatsen en bijbehorende werken aangelegd. Zij dienden uitsluitend voor het transport van vulstenen en materiaal. In 1963 werd een begin gemaakt met het uitzetten van de 150-meter verdieping. Op 25 meter van de schacht af had men de laag Steinknipp aangetroffen. In 1970 werd de Sophia-schacht aan de 180-meter verdieping afgesloten door een oplegprop met bewapening. De diameter van deze schacht was belangrijk groter dan die van de andere Willem-Sophia-schachten. Later werden er bovenop deze prop vulstenen gestort waarna de schacht met een dekselconstructie werd afgedicht. De totale diepte van deze schacht was 328,14 meter.

De Melanie-schacht

In1955 werd begonnen met de aanleg van een nieuwe schacht, welke"schacht Melanie" genoemd werd. Die schacht was ten behoeve van de luchtverversing en voornamelijk voor de aanvoer van vulstenen ter ontginning van het Melanieveld. De plaats ervan was op een afstand van 500 meter ten zuiden van de hoofdschachten van de mijn Willem-Sophia. De Melanie-schacht werd afgediept tot in laag Ley en werd via steenhellingen en dalingen verbonden met de lagen Grauweck-Senteweck en Rauschenwerk. De aanleg van de schacht geschiedde volgens een methode welke destijds nog nooit in ons mijngebied was toegepast. De schacht werd in eerste instantie circa 90 m diep; de dikte van het dekterrein bedroeg 65,30 m.Ten behoeve van het afdiepen in het terrein dat drijfzand bevatte,werden 32 gaten geboord welke geplaatst waren op een cirkel meteen doorsnede van 4,60 m. De boorgaten zelf werden met een doorsnede van 57 cm overlappend geboord. De hierbij gebruikte dikspoeling bestond uit een mengsel van water, betoniet en soda, de z.g. betonietspoeling.

Zodra een gat de vereiste diepte had bereikt, werd het uitgespoeld en door middel van een op en neer te halen torpedo gevuld met beton.De torpedo was voorzien van een schuifmechanisme dat vanaf de oppervlakte kon worden bediend. Bij het vullen van de eerste serie boorgaten ondervond men stagnatie. De reden was dat de serie gaten werden vervormd tijdens het vullen van deze boorgaten met beton. Het lukte daardoor niet de torpedo met schuifmechanisme voor het vullen van deze serie boorgaten te gebruiken. Pogingen met een ander soort torpedo mislukten eveneens. Men besloot buizen van 200 mm te gebruiken voor het naar beneden laten zakken van de betonspecie. Deze methode had succes. Nadat er 56 m waren afgediept en de definitieve metselwerkbekleding was aangebracht, bleek dat zich onder in de voorlopige betonwand een opening bevond, waardoor drijfzand in de schacht stroomde. Er waren toen nog circa 10 meter af te diepen voordat het vaste carboongesteente zou worden bereikt. Men besloot daarom de resterende 10 m af te diepen met gebruikmaking van de caisson-methode. Aangezien toezicht op de caisson-wet berustte bij de Arbeidsinspectie, vond Staatstoezicht op de Mijnen dat het toezicht op de betreffende werkzaamheden in nauwe samenwerking met de Arbeidsinspectie moest plaatsvinden.Om de caissons in de schacht te kunnen aanbrengen, werd in het schachtdiepste beton gestort, op drijfzand. Luchtdichte vloeren met verspringende luiken werden op 2,20 m en 4,40 m afstand van deze betonvloer aangebracht. Het schachtdiepste kon zo door sluiswerking onder hoge druk worden gehouden. De nodige druk werd verkregen door aansluiting op de persluchtleiding van de mijn Willem. Op 8 augustus 1957 werd met het afdiepen onderdruk begonnen. De luchtdruk, nodig om het binnendringen van het drijfzand in de schacht te voorkomen, bedroeg 2,2 Atm. overdruk voor het afdiepen van de eerste 5 meter; hierna moest de druk worden opgevoerd tot 2,7 Atm. overdruk.

De Melanie-schacht in aanleg

Schacht Melanie

Het afvoeren van het materiaal dat vrij kwam, geschiedde met een ton, nadat proeven met een zuigpomp waren mislukt. Telkens na 1 meter afdiepen werd de definitieve betonbekleding aangebracht. Aan de bepalingen van de Caissonwet 1905 inzake de medische keuringen en de maximum leeftijden van het personeel werd strikt de hand gehouden. Voortdurend was een arts aanwezig (3 artsen waren ter beschikking); ook was er een recompressie- of ziekensluis. Aan de kant van Staatstoezicht op de Mijnen werden een daartoe speciaal gekeurde Inspecteur der Mijnen en een Mijntechnisch-Ambtenaar belast. Ten aanzien van de tijden en methodes van het in- en uitsluizen van het personeel bleek de Nederlandse Caissonwet verouderd te zijn. Daarom werden de voorschriften welke in Duitsland voor deze werkzaamheden golden, toegepast indien deze strenger waren. Later werden de nog strengere voorschriften van de Amerikaanse Marine gevolgd. Bij diverse arbeiders deden zich minder ernstige gevallen van de z.g. caisson-ziekte voor. Door de aanwezige artsen werd hiervan, conform de Caissonwet 1905, een gedetailleerd logboek bijgehouden. De werkzaamheden werden uitgevoerd door de firma Hallingen uit München (D).

Op 4 oktober 1957 werd het afdiepen onder druk beëindigd.Op 8 oktober daar op volgend werd de druk afgelaten en werd op normale wijze verder afgediept tot op een diepte van 80 meter.

Aan het einde van 1957 werd op deze diepte een begin gemaakt met het uitzetten van een bunker voor vulstenen. In 1958 kwam deze bunker gereed. De lengte, breedte en hoogte ervan waren respectievelijk 24 m, 2,4 m en 2,18 m. Hierna werd het afdiepen van de schacht hervat van 80 m tot 108,30 m. Op dit niveau werd de laad plaats met een lengte van 22 m in gewapend beton aangelegd.

De ophaalmachine van schacht Melanie (Foto: DSM)

De schacht kreeg daar verbinding met de ondergrondse werken.In 1959 was dit werk voltooid. Zes jaar later echter werd de Melanie-schacht 132 m verder afgediept tot beneden de 217-m verdieping, terwijl de hele schachtuitrusting tot op deze verdieping werd ingebouwd. De totale lengte ervan was toen 230,32 meter. Een bijzonderheid die zich eveneens nog nooit in ons mijngebied had vertoond, was dat de geleidingsbomen 50 graden waren gedraaid van noord naar noord-west-richting. Dit was gedaan omdat de laadplaats op de 217 m verdieping evenwijdig aan een storing was uitgezet en zodoende niet in dezelfde richting liep als de bovengrondse losvloer.

In 1967 werd in de Melanieschacht een nieuwe schachtstoel met nieuwe ophaalinstallatie aangebracht. Verder werd de één-etage-kooi in deze schacht vervangen door een drie-etage-kooi. In verband met de sluiting van de mijn Willem-Sophia (voorgenomen in de eerste helft van 1970) werd het personenvervoer in de Melanieschacht al in 1969 beëindigd. Als eerste van de vijf schachten van de mijn Willem-Sophia werd de Melanieschacht afgesloten met een betonnen kleefprop vanaf het niveau van de 100-mverdieping. Deze prop kreeg een hoogte van ruim 25 meter, waardoor aansluitend de aan de schacht uitmondende vulsteenbunker met beton werd opgevuld. Bron:Manuscript van Frans Pilipiec, Herinneringen aan de mijn Willem-Sophia.

Wervingsaffiche

De steenberg van de Willem-Sophia

De steenberg van de Willem-Sophia in Spekholzerheide heeft jarenlang intern gebrand. De firma "WiSo-split" exploiteert deze steenberg, om van het "gebakken" materiaal,producten ten behoeve van de aanleg van wegen en fietspaden en dergelijke te maken.

"Dea schtonk en dea schtubde, dea brank daach en nach" (Carboon:Koele & Kuulkes)

(Links: De steenberg gezien vanuit de Bernadettestraat, Gracht Kerkrade. Rechts de brandende steenberg.)