Rondom de Staatsmijn Hendrik
Het Schutterspark
Tijdens de Brunssumse Parade van 2012 waren in het Schutterspark vier uitvergrote, historische ansichtkaarten te bewonderen. Deze vier ansichten toonden de bezoeker van het Schutterspark het verleden van dit voormalige mijnwerkerspark in Brunssum, waar de koempels en hun gezinnen zich konden ontspannen.
Ontspanningsoord Schutterspark
et Schutterspark is een 80 hectare groot wandel- en natuurgebied, gelegen in het dal van de Rode Beek.
De roeivijver
Het park ontstond in een tijd waarin veel natuurgebieden werden omgetoverd tot ‘volksparken’. Het idee van een volkspark was afkomstig uit Duitsland en werd gekenmerkt door de typische landschapsstijl. Rij- en wandelpaden, paviljoens, muziektenten, speelplaatsen en speeltuinen sierden het park. In 1919 werd het Schutterspark door Staatsmijnen gekocht van de Schutterij Sint-Gregorius. De mijnonderneming kocht het echter niet alleen aan voor de vrijetijdsbesteding van de medewerkers en hun gezinnen. Ook de waterhuishouding van de steenkolenmijnen speelde een rol bij de aankoop. De waterhuishouding was namelijk afhankelijk van de Rode Beek, die rond de roeivijver in het park stroomde. Via een pompinstallatie werd het water van de Rode Beek naar Staatsmijn Hendrik (Brunssum) geleid. Op het terrein van deze Staatsmijn werd het water gezuiverd en verder getransporteerd naar Staatsmijn Emma (Heerlen) en de huishoudens in Brunssum. Het water uit het park werd echter vooral gebruikt voor de kolenwasserijen van de mijnbedrijven. Daar werden stenen uit de kolen verwijderd. Het water dat na het wasproces overbleef vloeide terug in de Rode Beek. Oudere bezoekers van het Schutterspark herinneren zich dat de Rode Beek soms beter ‘Zwarte Beek’ kon worden genoemd. Het Schutterspark is het oudste volkspark van Limburg en ligt in de gemeente Brunssum. Het bestaande park werd in 1952 ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van de Staatsmijnen vergroot, vernieuwd en cadeau gedaan aan de bevolking.
In die tijd genoten jaarlijks circa 200.000 bezoekers van de uitspanning het Schuttershuüske, de speeltuinen, het zwembad, de uitkijktoren, de 325 meter lange kabelbaan, de kinderboerderij en de roeivijver. Het park ligt in het dal van de Roode Beek en grenst aan de kolonie (mijnwerkersbuurt) Schuttersveld die vroeger voor de Brunssumse mijnwerkers is gebouwd. Het gebied wordt door de beek in twee delen gesplitst. In het noorden ligt een bos-, heide- en veengebied dat enigszins in natuurlijke staat is. In het zuiden is het een recreatie- of volkspark.
De glijbaan met het torentje dat eerst bovenop de eerste watertoren van de Sm. Hendrik stond
De uitzichttoren en de kabelbaan. Deze werd overigens door de Sm. Hendrik onderhouden
Het ontstaan van de vijvers
Bij het winnen van kolen, werd veel steen naar boven gevoerd. Via een waterbad, zakten de stenen omlaag en kwam de kool naar boven drijven. Het kolengruis van dit proces werd afgepompt naar een zogenoemde bezinkingsvijver (ook wel: slikvijver), waarin het afvalwater van de kolenwasserij werd geloosd. Het slib werd van de kolen gescheiden, de slib bezonk in de vijvers en de resten van het steenkool in de slik werd als brandstof voor de huisbrandovens gebruikt, dit werd schlam (Limburgs, uitspraak: sjláám) genoemd. Het water van de slikvijvers werd in de Roode Beek geloosd, waardoor deze langzaam een pikzwarte kleur kreeg.
De bezinkingsvijver werd naast de steenberg door de Staatsmijn Hendrik, de eigenaar van dit gebied sinds de aankoop van de Brunssumse Schutterij St. Gregorius in 1919, aangelegd. Toen de bezinkingsvijver langzaam vol raakte, werd het afvalwater naar een tweede vijver afgevoerd. Later verbond men de Roode Beek met beide vijvers, waardoor een doorstroming ontstond en de vijvers niet meer dreigden over te lopen. Na verloop van jaren kwam er steeds meer begroeiing rond de vijvers en begon men eraan te denken om hier, net als in het Steinerbos (1941) te Stein, een recreatiegebied te maken voor de mijnwerkers en hun gezinnen.
Aanleg van het park
Op 13 oktober 1919 kreeg de Apeldoornse tuinarchitect K.C. van Nes (1876-1952) de opdracht om een ontwerp voor het park te maken. Op 20 maart 1920 verscheen een rapport waarin de bescherming van de bronnen en de inrichting van een wandelpark naar de inzichten van Hirschfeld zijn vastgelegd. Tussen 1920 en 1940 werd het park ingericht als een openbaar park naar de ideeën van een volkspark.
Suikerzakje
Suikerzakje
Eigenaar van het park
Het park was vanaf 1919 in eigendom van de Staatsmijn Hendrik die het van Schutterij St. Gregorius kocht. Na de mijnsluiting schonk de Staatsmijn het park op 1 januari 1970 aan de gemeente Brunssum, die het verkocht aan het recreatieschap streekgewest OZL. In 1991 kocht de gemeente Brunssum het park terug.
Beheer van het park
Het beheer van het park ging in 1952 over naar de Commissie van Beheer van Ontspanningsoord Schuttersveld, waarmee het beheer onder meer werd uitgevoerd door de leerlingen van de Ondergrondse Vak School (OVS). Op 1 januari 1967 ging het beheer over naar het hoveniersbedrijf van de Stichting Fonds voor Sociale Instellingen.
Hieronder:
Film: Schutterspark 1955
© Erven Cees Berkelaar. Bron: Facebook
Film: Schutterspark 1958
© Emillio Bernardi. Bron: Youtube
Affiche dat vaak in autobussen werd opgehangen ter promotie van het Schutterspark
Pompgebouwen
In het Brunssumse Schutterspark liggen vier pompgebouwen. Drie zijn er gebouwd rond 1929, één gebouw stamt uit de jaren 1942/1943. De gebouwen werden oorspronkelijk aangelegd door de Staatsmijnen en werden gebruikt om grondwater te ontijzeren dat vervolgens werd getransporteerd naar twee watertorens bij de staatsmijn Hendrik. Het water werd gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, maar voorzag ook Brunssumse woningen van kraanwater. De pompgebouwen, elk tussen de 350 en 375 vierkante meter groot, behoren tot de laatste historische industriële restanten van de Brunssumse mijngeschiedenis.
Voormailge pompgebouwen aan de Rimburgerweg 39
Het gebouw is tussen 1914 en 1918 als Pompstation 2 in bedrijf geweest. In 1927 werd door het FSI (Fonds voor Sociale Instellingen) in het pompstation een rietvlechterij gevestigd, die werk bood aan 12 invalide mijnwerkers. In 1932 werd het gebouw door het FSI verhuurd aan de “Limburgsche Electrotechnische-Industrie” te Heerlen (Eigenaren, twee Duitse ingenieurs). Deze industrie vervaardigde en herstelde elektrotechnische apparatuur.
Het voormalig pompgebouw aan de Rimburgerweg rond 1930
Het voormalig pompgebouw aan de Rimburgerweg rond 1930
Vanaf 1935, in gebruik geweest door “Stoomwasserij Avanti”. Eigenaar A.Hageman. Het laatst gevonden teken van leven van de wasserij is een personeelsadvertentie van april 1963. Verder waren er nog gevestigd een zeepfabriek en daarna het constructiebedrijf van Frans van de Wal. Het laatst was er gevestigd carrosseriebedrijf Petan. Na het vertrek van Petan, naar de Ganzeweide, is het gebouw in juli 2012 gesloopt. (Tekst: Wim Moorer)
Fonds voor Sociale Instellingen
Het doel van het FSI was de belangen van de arbeidskrachten te bevorderen door het exploiteren van gaarkeukens en gezellenhuizen, het houden van winkels, het oprichten van bibliotheken en het verlenen van geldelijke subsidies aan initiatieven die het culturele en ontspanningsleven van de arbeidskrachten beoogden te bevorderen: buurthuiswerk, muziek- en zangverenigingen, eigen muziekkorpsen, schooltuinwerk, oranjefeesten, recreatieparken, Barbaravieringen, concerten, toneel- en filmvoorstellingen. In 1927 riep het FSI als onderafdeling een speciaal instituut in het leven:
Rechts het voormalig pompgebouw aan de Rimburgerweg rond 1930, links enkele voormalige slikvijvers van de staatsmijn Hendrik, die later onder het steeds groter wordende steenstort zouden verdwijnen..
Werkverschaffing aan Invalide Mijnwerkers der Staatsmijnen (WIM), bedoeld voor voormalige mijnwerkers die door ziekte of ongeval hun oude beroep niet meer konden uitoefenen. Daartoe werden een rietvlechterij, timmerwerkplaatsen, schoenmakerijen en een zadelmakerij opgericht. Daarnaast werd aan gezinsleden van mijnwerkers werk verschaft, waartoe Staatsmijnen deelnam in enkele ondernemingen die mijnkleding, regenkleding en tricotage vervaardigden.