De geschiedenis van Limburg
n politiek opzicht was Limburg vroeger een lappendeken van zelfstandige en afhankelijke gebieden, wat gedeeltelijk de grote verscheidenheid aan dialecten kan verklaren: elke gemeente heeft zijn eigen dialect, waarbij er soms binnen een gemeente grote verschillen kunnen ontstaan.
De eerste bewoners waarvan sporen zijn gevonden waren neanderthalers die in Zuid-Limburg bivakkeerden. In het neolithicum werd hier vuursteen gewonnen in ondergrondse mijnen onder andere bij Rijckholt waar men heden nog zo'n mijn kan bezichtigen. In de Romeinse tijd werd Limburg grondig geromaniseerd en veel huidige dorpen en steden zoals Mosa Trajectum (Maastricht) en Coriovallum (Heerlen) werden toen gegrondvest. Bisschop Servatius introduceerde het christendom in Romeins Maastricht waar hij overleed in 384.
Na de Romeinen hadden de Franken het hier voor het zeggen. Het gebied floreerde onder Frankische heerschappij. Karel de Grote had een belangrijke palts in het nabijgelegen Aken waar hij, vooral op oudere leeftijd, 's winters verbleef. Na de opdeling van het Frankische rijk behoorde het gebied van het huidige Limburg, evenals de rest van Nederland, tot in de nieuwe tijd tot het Heilige Roomse Rijk.
Het grondgebied van het huidige Limburg was vanaf de vroege Middeleeuwen meestal verdeeld tussen het Hertogdom Brabant, Hertogdom Gelre, Hertogdom Gulik, het Prinsbisdom Luik en de prins-bisschop van Keulen.
Thermenmuseum Heerlen: Restanten Romeins badhuis (Foto: Thermenmuseum)
Deze hertogen en bisschoppen waren nominaal onderhorigen van de Keizer van het Roomse Rijk maar in de praktijk gedroegen ze zich als onafhankelijke vorsten die vaak onderling in oorlog waren. Hun conflicten werden dikwijls op Limburgs gebied uitgevochten wat zo dan ook bijdroeg aan de versnippering van het gebied.
In de Nieuwe Tijd was Limburg grotendeels verdeeld tussen Spanje (en diens opvolger Oostenrijk), Pruisen, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, het Prinsbisdom Luik en tal van zelfstandige kleine heerlijkheden.
In 1794 werden de lage landen bezet door het Franse revolutionaire leger en kwam het grootste deel van de twee huidige Limburgse provincies onder direct Frans gezag. Het gebied werd toen voor het eerst een bestuurlijke eenheid onder de naam Département de la Meuse inférieure ofwel het departement Beneden-Maas.
Na de Franse tijd, bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, werd het voormalige departement, met een deel van het departement van de Roer, een provincie, op gezag van Willem I Limburg genoemd. Op het Congres van Wenen in 1815 werd de grens tussen Nederland en Pruisen bepaald op een afstand van een kanonschot gemeten vanaf de rivier de Maas. (Foto: Wikipedia)
In 1830 sloot geheel Limburg, met uitzondering van Maastricht en Mook, waar Nederlandse garnizoenen waren gelegerd, zich aan bij de Belgische Revolutie. De tijdelijke hoofdstad werd Hasselt. In 1831 werd in het Verdrag der XXIV artikelen, dat het definitieve grensverloop tussen Nederland en de nieuwe Belgische staat vastlegde, bepaald dat het oostelijk deel van Limburg naar Nederland zou terugkeren en tevens als hertogdom bij de Duitse Bond zou worden aangesloten, ter compensatie voor het verlies van westelijk Luxemburg. België zou ter compensatie recht krijgen op een verkeersverbinding door Nederlands-Limburg naar Duitsland, de latere IJzeren Rijn. Koning Willem I bleef zich lang tegen de Belgische afscheiding verzetten, maar aanvaardde het verdrag uiteindelijk in 1839. Sindsdien is Limburg gesplitst in een Belgisch en een Nederlands deel. Onder de bevolking ontstond in 1838 nog een protestbeweging tegen de splitsing en tegen aansluiting van oostelijk Limburg bij Nederland, maar die haalde niets uit.
In maart 1848 brak in de Duitse Bond de Maartrevolutie uit, die streefde naar een Duitse eenheidsstaat op liberale grondslag. De Limburgse vertegenwoordigers in het nieuwe Frankfurter Parlement beijverden zich voor aansluiting bij deze Duitse eenheidsstaat. Uiteindelijk mislukte de revolutie en werd de confederale Duitse Bond heropgericht.
De bijzondere positie van Limburg duurde tot 1866, toen de Duitse Bond uiteenviel als gevolg van de tweestrijd tussen Pruisen en Oostenrijk. Tot 1906 bleef de provincie formeel de titel "hertogdom" gebruiken, hoewel het sinds 1866 een gewone provincie was. Vandaag herinnert alleen het gebruik, de Commissaris van de Koningin met gouverneur aan te spreken, nog aan deze tijd.
Na de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland neutraal was gebleven, kwam in België een beweging op gang die ijverde voor de annexatie van Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, als 'straf' voor de vermeende Duitsgezindheid van Nederland.
Wapen van Limburg
Koning Willem III verleende het wapen van Limburg bij Koninklijk Besluit op 27 december 1886 aan de provincie Limburg.
Kasteelruïne in Scheasberg (Foto: Ron Slangen)
Symboliek
De inleiding van het wapen van de provincie Limburg luidt als volgt:
In het Limburgse provinciewapen zijn de wapens van de vier voornaamste vorstendommen opgenomen waarvan delen, tot de komst van de Fransen in 1794, behoorden tot de tegenwoordige provincie Limburg. Het wapen van Limburg is een afspiegeling van de staatkundige wordingsgeschiedenis van deze provincie. Linksboven in een zilveren veld staat een rode leeuw met dubbele staart met goud gekroond en met gouden klauwen. Het is ontleend aan het oude wapen van de landsheer van Valkenburg. Rechtsboven staat in een gouden veld een ongekroonde, zwarte leeuw, met rode tong en rode klauwen. De leeuw is ontleend aan het blazoen van het Huis Gulik. Linksonder staan op een gouden ondergrond drie horens van rood met zilveren banden. Dit gedeelte houdt verband met het wapen van Horn. Rechtsonder staat in een blauw veld een gouden leeuw met dubbele staart, een rode tong en een kroon en klauwen van goud. Dit is het oude wapen van het Hertogdom Gelre. Over deze vier zogenaamde 'kwartieren' heen ligt een hartschild. Hierop staat in een zilveren veld een rode leeuw met gouden kroon en klauwen, afkomstig van het oude wapen van het hertogdom Limburg. Het hele schild is bedekt met de Limburgse hertogelijke hoed, ofwel kroon.